Insuline injecteren

insuline injecteren

Insuline is normaal gesproken voldoende aanwezig in het lichaam. Als je aan diabetes lijdt, wordt er minder of geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier. Door een gebrek aan insuline kan er niet (genoeg) glucose worden opgenomen in de lichaamscellen. Een te hoge bloedsuikerspiegel is gevaarlijk voor het hart- en vaatstelsel, ogen, nieren, zenuwstelsel en voeten. Het bloedsuikergehalte verlagen kan op verschillende manieren. Een gezonde leefstijl met een schijf-van-vijf dieet en regelmatig sporten dragen bij aan een lager glucosegehalte in het bloed van iemand met diabetes. Als de bloedsuikerspiegel toch hoog blijft, kan er gekozen worden voor insuline spuiten. Insuline injecteren is een veelgebruikte methode en kan zelfstandig, na instructies van een zorgverlener. Ben je nieuwsgierig hoe het proces van insuline injecteren eruit ziet? Lees dan verder!

Benodigdheden voor het injecteren van insuline met een insulinepen

Voorbereiding insuline injecteren

  1. Meet eerst de glucosewaarde van het bloed met behulp van een bloedglucosemeter
  2. Bepaal aan de hand van het bloedglucosegehalte hoeveel insuline je moet toedienen
  3. Volg de instructies van de insulinepen op
  4. Verwijder de dop van de pen. Indien er een nieuw patroon nodig is, draai dan de patroonhouder los. Plaats een insulinepatroon in de houder en bevestig deze weer op de pen.
  5. Er zijn verschillende soorten insuline. Bij troebele insuline kantelt of rol je de pen 20 keer voorzichtig tussen uw handen tot de oplossing melkachtig wit wordt.
  6. Gebruik voor elke injectie een nieuwe pennaald. Plaats de naald net voor de injectie op de pen. Verwijder eerst de buitenste dop van de naald en vervolgens de binnendop.
  7. Controleer vóór elke injectie of de pen werkt en of er geen luchtbelletjes in zitten. Stel 2 eenheden in. Richt de pen naar boven en druk langzaam op de injectieknop. Bovenaan de naald moet een druppel insuline verschijnen. Zo niet, dan stel je de pen nogmaals in en druk je nogmaals op de injectieknop totdat je een druppel insuline ziet verschijnen.
  8. Stel nu de gewenste dosis insuline in
  9. De pen is klaar voor gebruik.

Injectiegebied voor het injecteren van insuline

opname van insuline

Je kan Insuline in de buik, bovenbenen, billen of bovenarmen injecteren (de 4B's). Bij voorkeur injecteert men kortwerkende insuline in de buik, omdat dat gebied een snelle resorptie heeft. Langwerkende insuline injecteert men bij voorkeur in een bovenbeen, omdat dat gebied een trage resorptie heeft. Let op bij injecteren in de buik: niet rond de navel en niet teveel aan de zijkant. Tot aan de ribbenboog is een veilig injectiegebied.

Het is noodzakelijk om te wisselen binnen het injectiegebied om verdikkingen (lipodystrofie) te voorkomen. Bij een verdikking mag u 6 tot 12 maanden niet injecteren in dat gebied.

Injectietechniek voor het injecteren van insuline

Insuline wordt doorgaans subcutaan met loodrechttechniek geïnjecteerd. Het is ook mogelijk om de huidplooitechniek toe te passen, maar dit heeft zelden de voorkeur. De (huis)arts kan jou hierin adviseren.

Loodrechttechniek insuline

Het toedienen van de insuline

Tijdens de voorbereiding is de insulinepen klaar voor gebruik gemaakt. Omdat de loodrechttechniek het meest wordt toegepast, gebruiken wij die techniek als voorbeeld.

  1. Bepaal het injectiegebied
  2. Terwijl je de huid met één hand strak houdt, steek je de naald met de andere hand recht in de huid. De snelheid waarmee dit gebeurt, bepaal je zelf.
  3. Druk de spuitknop langzaam in tot deze blokkeert. Verander de stand van de pen niet.
  4. Controleer of de pen weer op 0 staat, zodat je zeker weet dat de volledige dosis is toegediend.
  5. Om teruglekken te voorkomen, wacht je 10 seconden met het terugtrekken van de naald.
  6. Verwijder de naald en deponeer deze in een naaldencontainer